Onderzoek in het politieke debat
Beleidsmakers moeten weten aan welke knoppen ze moeten draaien en welke hendels ze om moeten zetten om problemen op te lossen. Onderzoek helpt om betere keuzes te maken. Dat draaien aan knoppen en hendeltjes zijn de onafhankelijke variabelen en het effect is de afhankelijke variabele.
Met dit in mijn achterhoofd heb ik afgelopen zondag 28 februari naar het debat tussen de lijsttrekkers gekeken. Ik ben ik altijd wel in politiek geïnteresseerd geweest, zelfs eens lid geweest van een politieke partij, en eigenlijk heb ik altijd zo al naar de debatten van de politici gekeken, maar dit keer ging ik er eens echt voor zitten. Mijn kernvraag was: in hoeverre wordt er gedebatteerd op steekhoudende argumenten die onderbouwd zijn met of door onderzoeksresultaten.
Het algemene gedeelte
In het algemene gedeelte van het debat moesten de politici reageren op stellingen waarna er een discussie zou moeten volgen. Daar kwam niet zo veel uit. Deels lag dat aan de geponeerde stellingen. Een stelling als “Moeten de rijken meer betalen voor het terugbetalen van de leningen die aangegaan zijn voor het bestrijden van de corona-crisis dan de armen?” beantwoordde iedereen sociaal wenselijk correct. Daar heb je dus niets aan. Zo’n stelling heeft geen discriminerend vermogen.
Jesse Klaver gaf nog wel aan dat hij andere keuzes zou maken om milieuvervuiling tegen te gaan en dat dat minstens hetzelfde of zelfs een beter effect zou hebben. In termen van onderzoek is dit te vertalen als: andere onafhankelijke variabelen zullen hetzelfde effect hebben op de afhankelijke variabele. Dat werd snel afgekapt.
Lilian Marijnissen gaf aan dat er meer geld moest naar de werknemers (een nogal vage onafhankelijke variabele). Dat levert bij de mensen op de werkvloer wat meer koopkracht op (afhankelijke variabele). Als ik daar cynisch naar kijk, dan zou ik zeggen dat als dat neerkomt op € 10,- per maand meer dan zal de maatregel geen of nauwelijks effect hebben op welzijn, tevredenheid, of welke afhankelijke variabele dan ook (andere afhankelijke variabelen).
Mark Rutte gaf aan dat men in Groningen wel blij zou zijn als daar een kerncentrale zou worden gebouwd. De volgende dag waren de protesten zo hevig dat zo’n opmerking niet gebaseerd kan zijn op degelijk onderzoek.
De vragen van de personen uit het land aan de politici waren interessanter.
Sigrid Kaag kreeg de vraag waarom de partij volharde in het denkbeeld dat de veestapel gehalveerd moest worden (de onafhankelijke variabele) om het stikstof gehalte in de lucht te verminderen (de afhankelijke variabele). De vraagsteller gaf aan dat er veel betere alternatieven zijn (dus andere onafhankelijke variabelen) die vier tot negen keer zo effectief zijn om de uitstoot aan stikstof te verminderen. Bovendien zou er sprake zijn van tevredener boeren omdat zij een beter bestaan kregen (nog een afhankelijke variabele).
In termen van onderzoek zijn er dus twee theoretische modellen. Nu moet je dus gegevens gaan verzamelen om vast te stellen welk van deze twee het beste is. Een vorm van multipele regressie.
De vraagsteller gaf vervolgens aan dat niemand in de partij ontvankelijk bleek voor het alternatief dat hij presenteerde. Als je er niet voor open staat, zijn de theoretische modellen ook niet te toetsen aan de praktijk.
Mevrouw Kaag nodigde de man uit om zijn model nog eens toe te lichten. Onduidelijk bleef of D66 bereid is de beide modellen te testen en zo een weloverwogen besluit te nemen.
Wopke Hoekstra kreeg een vraag over de ondersteuningsregeling voor ondernemers voorgelegd. Je kunt het probleem simplificeren door het als volgt te omschrijven: de overheid verbiedt ondernemers om te mogen werken. Daardoor lopen de ondernemers 100% inkomsten mis. De overheid compenseert dat voor 70%. Een ondernemer die probeert die 30% inkomstenverlies alsnog te verdienen door te werken op een manier die wel door de overheid wordt goedgekeurd, wordt voor de extra inkomsten gekort op die overheidssteun. Dat frustreet. De vraag luidde (in mijn termen) waarop is dat beleid gebaseerd?
Meneer Hoekstra gaf aan het niet te weten, maar nodigde de mensen wel uit om daar alsnog eens over te willen praten.
Mark Rutte werd de vraag voorgelegd hoe hij het zich durfde veroorloven om niet op te stappen terwijl hij een heel groot aantal Nederlanders met de toeslagen-affaire in problemen had gebracht. Zijn antwoord was dat het kabinet al was afgetreden en dat dat al voldoende was. Die mevrouw kapte dat af door terug te keren naar de persoonlijke verantwoordelijkheid. Ik dacht dat de vrouw nu de vraag zou stellen “Bent u wel capabel genoeg om als minister president de belangen van alle burgers te behartigen?” maar ze stelde de vraag iets anders. Op de vraag hoe hij er voor zou zorgen dat zoiets niet weer zou kunnen voorkomen, gaf meneer Rutte als antwoord dat hij er over nadacht hoe zoiets in de toekomst te voorkomen is.
Slotopmerkingen
Op basis van deze uitzending blijf ik met vragen zitten. Nu weet ik nog steeds niet hoe de politici de problemen in Nederland willen aanpakken. Er lijkt geen beleid te worden gevoerd dat gebaseerd is op onderzoek. Misschien is deze conclusie te voorbarig. Inmiddels zijn de plannen van een aantal politieke partijen doorgerekend door het CPB. Dat is een vorm van simulatieonderzoek. Daar wil ik volgende week aandacht aan besteden.
Foeke van der Zee