7 manieren om beleidsadviezen tegen te houden

Onderzoek wordt vrijwel altijd uitgevoerd om op basis van de resultaten nieuw beleid te initiëren. Niet iedereen schaart zich meteen achter het op te stellen beleid. Dit zijn de meest gebruikte technieken om de aanbevelingen van een onderzoek onderuit te schoffelen.

 

1. De onderzoeksresultaten helemaal negeren

Dit is natuurlijk het makkelijkst. Je neemt het onderzoeksverslag beleefd in ontvangst en legt het in een la. Zolang niemand er om vraagt, hoef je er ook niets mee te doen.

Als iemand er toch achter komt dat dit onderzoek is uitgevoerd en wil weten wat er mee gedaan is, kun je zeggen dat je het rapport hebt gelezen, maar dat je er niets mee gaat doen, want … . Je mag zelf een reden bedenken. Dat mogen ook drogredenen zijn.

  

2. Eén onderzoeksresultaat weerleggen en zeggen dat het hele onderzoek niet deugt

Onderzoek bestaat vaak uit één hoofdvraag en verschillende deelvragen. Het kan voorkomen dat er één deelvraag redelijk aantoonbaar onjuist is beantwoord. Door hier sterk de nadruk op te leggen, verdwijnen alle andere antwoorden naar de achtergrond en zullen ook de aanbevelingen niet worden overgenomen.

 

3. Stellen dat de steekproef niet representatief is

 Onderzoek wordt meestal uitgevoerd door gebruik te maken van een steekproef. De steekproef moet de populatie representeren. Als daar niet op is getoetst, is het slechts een aanname. Nou is dat eigenlijk altijd het geval, maar een onderzoeker die daar expliciet aandacht aan besteedt, staat sterker in zijn schoenen. Hij kan zich beroepen op degelijk onderzoek.

 

4. Stellen dat de resultaten niet herkend worden door de achterban

Een beleidsmaker is “ook maar” een vertegenwoordiger van een achterban. Een persoon uit de tabaksindustrie zal altijd personen kunnen vinden die zeggen dat roken goed voor is voor je welzijn. Een vertegenwoordiger uit de farmacie zal altijd wel personen kunnen vinden die zullen zeggen de bijwerkingen van een medicijn niet te hebben gemerkt. LTO zal altijd een boer kunnen vinden die zegt geen of heel weinig stikstof uit te stoten. 

 

5. Stellen dat de methodiek niet deugt

De manier van meten moet een algemeen aanvaarde methode zijn. Als er twee of meer methoden zijn die andere resultaten opleveren, is het verstandig om een ervan als standaard aan te merken. Dat hoeft niet de beste methode te zijn. Denk maar aan de methodiek voor het meten van nicotine in sigaretten. Je kunt ook de norm aanpassen. Pas wanneer er een bepaalde hoeveelheid micromol van een bepaalde stof in de lucht zit, is er sprake van luchtverontreiniging.

 

6. Aangeven dat nader onderzoek nodig is

Eén zwaluw maakt nog geen zomer. Eén onderzoeksresultaat betekent niet dat dit altijd en immer het geval zal zijn. Pas wanneer keer op keer blijkt dat iets het geval is, is aannemelijk dat het klopt. Veel onderzoek wordt eenmalig uitgevoerd, dus hoeft het resultaat ook niet altijd en overal te kloppen.

 

7. Aangeven dat de resultaten verouderd zijn. De huidige situatie is al veel beter

Onderzoek is een momentopname. Hetgeen wat er nu in het verslag staat, is gebaseerd op een situatie uit het verleden. Beleidsmakers kunnen aangeven dat er inmiddels al heel wat is veranderd en dat de aanbevelingen niet meer ter zake doen.

 

En dan deze nog. Dit is een bonus:

8. Aangeven dat je geen geld hebt om de aanbevelingen uit te voeren

Leuk al die aanbevelingen, maar het geld ontbreekt om ze te kunnen uitvoeren. Kan zijn, maar eigenlijk betekent dit: ik heb er geen geld voor over.


Dit zijn de redenen die vaak worden gebruikt om beleidsadviezen die voortvloeien uit onderzoek niet te implementeren. Als je vindt dat er wel wat met de onderzoeksresultaten moet worden gedaan, probeer je dan alvast voor te bereiden op deze argumenten om lekker niets te hoeven doen.